Margrjet Benedictsson: ‘De weduwe’

Vertaling van Ekkjan, 1899.
(Achtergrondinformatie bij deze tekst staat hier op de website.)

De weduwe

Het was koud en donker. Een kille noordwestenwind blies over de vlaktes en door de straten. De sneeuw lag torenhoog en omzoomde jammerlijk de vensters en daken. Er was maar een enkeling die het in de gaten had aangezien vrijwel iedereen heel comfortabel in de kerk zat met de mooie zitplaatsen en de gulden kroonluchter met de vele lichtjes die glinsterden als  stralende sterren aan de hemel. Die dag was immers de viering van de overwinning - het was paaszondag.
Het gezang was ten einde en de dominee had de schriftlezing van die dag opgedreund. 'Vandaag vieren christenen de overwinning en het is dan ook een dag van grote vreugde. [...] Liefdadigheid heeft gezegevierd - liefdadigheid voor de gehele mensheid,' oreerde de dominee en hij bleef de rest van de dienst over liefdadigheid spreken. Toen werd de collecteschaal doorgegeven en de bijdragen logen er niet om, want men vond dat de dominee mooi had gesproken - mooi over liefdadigheid - en men was diep geraakt. De man met de schaal ging iedereen langs en iedereen gaf iets, zelfs de kleine kinderen. In de hoek zat een vrouw, armoedig maar fatsoenlijk gekleed. Zij gaf niets. De man die met de schaal rondging, keek haar even aan en zijn blik sprak boekdelen. De vrouw trok bleek weg. 'Ik gaf wel toen het nog kon,' dacht ze, 'en als het meezit, zal ik over een tijdje weer iets geven, maar nu niet. Nu heb ik niets behalve honger en armzalig geklede kinderen. Maar de liefdadigheid heeft over de dood gezegevierd voor de hele mensheid,' dacht ze.
Toen werd het laatste lied gezongen en daarna maakte men aanstalten naar huis te gaan. Toen de kerkgangers naar buiten gingen, deden ze hun mantels aan en trokken hun warme bontmutsen over hun oren. De mooie meisjes met de elegante mutsen sloegen hun bontkragen neer ook al woeien de koude wind en sneeuw onaangenaam om hun wangen en oren. Ze haastten zich dan ook naar huis. De weduwe ging ook naar huis, maar haar jas was versleten en had geen bontkraag. Ze begon dan ook te rillen en dat bleef ze de hele weg doen. 'Liefdadigheid heeft overwonnen - liefdadigheid voor de gehele mensheid,' weerklonk het in haar oren. 'Ik moet ook zegevieren,' dacht ze een haastte zich naar huis.
Het huis was koud en schemerig. De kinderen, een jongen en een meisje, lagen in bed, met de armen om elkaar heen. Ze hadden het zo koud. 'Mammie, lieve mammie, heb je iets te eten mee?' vroeg het jongetje toen hij zijn moeder hoorde komen.
'Nee lieverd, deze keer niet. Ik zal kijken of ik morgen papa's boek kan verkopen en dan neem ik iets te eten voor jullie mee, mijn kleine schatten,' zei hun moeder, boog zich voorover en kust haar kinderen die net als zij bibberden van de kou. Ze wist niet wat erger was, honger of kou, maar het allerergste was dat ze haar kinderen geen brood kon geven als ze zo'n honger hadden.
'Ooo, ik heb zo'n honger,' huilde het kleine meisje en ze begroef haar gezicht in het kussen. 'Ik heb zo'n erge honger.'
Hun moeder moest ook huilen. Ze kon geen woord uitbrengen, alleen huilen. De kinderen vielen snikkend van verdriet, kou en honger in slaap en hun borstkasjes hapten naar adem van het snikken.
Hun moeder zat lang bij hen in de kou en dacht aan vroeger en nu. Ze vergat dat ze het koud had. 'Hij zou het boek verkocht hebben en er geen geld in gestoken hebben om het zelf uit te geven als hij geweten had dat hij zou overlijden,' dacht ze. 'Morgen ga ik zelf een paar exemplaren verkopen. Ik red het niet alleen zolang nog niet alle boeken verkocht zijn. Ik kan niet bij nog meer mensen om een lening aankloppen en ik heb helemaal niets meer. Maar naar wie moet ik het eerst gaan? Naar een paar oude vrienden van mijn overleden man?' En zo zat ze maar te piekeren. Maar toen voelde ze dat ze met geen mogelijkheid het boek zelf kon verkopen, van deur tot deur gaan om een product aan te bieden dat niemand nodig had. Nee, dat was volstrekt ondenkbaar. En toch was het een boek van een man die goed stond aangeschreven bij een paar intellectuelen, een paar ... Het waren er inderdaad maar een paar. En hoe zat het met het risico dat men hem niet zou begrijpen, aangezien ze hem niet hadden begrepen toen hij nog leefde? Wat wist men van mensenrechten? Maar toen echoden de woorden in haar hart:' De liefdadigheid heeft gezegevierd - liefdadigheid voor de gehele mensheid.' Hij haar lieve man, had ook over liefdadigheid geschreven, het soort liefdadigheid dat ten grondslag ligt aan mensenrechten. Ja, men moest hem gewoon begrijpen nu hij dood was en het boek kopen uit liefdadigheid voor de weduwe en de vaderloze kinderen. Maar kon ze het zelf eigenlijk wel verkopen? Nee, nee, dat was een soort bedelen. Maar hoe moest ze dan rondkomen tot de verkoop iets opleverde? Uiteindelijk kwam ze op een ander plan. Haar man was van plan geweest het boek als presentexemplaar naar vrienden te sturen. Wie op zo'n manier een boek kreeg, kon er naar eigen goeddunken iets voor geven. Ja, zo moest ze het aanpakken. Ze besloot dan ook naar de uitgever te gaan om een paar exemplaren voor haarzelf te vragen. Maar naar wie zou ze het eerst moeten gaan met het boek? Naar koopman L.? Hij en zijn vrouw waren hun vrienden geweest toen haar man nog leefde. Ze zouden vast en zeker een behoorlijk bedrag voor het boek neertellen. En dan had je nog de edelachtbare mevrouw V., de heer B., de dominee en nog wat anderen. Slaperig, koud en hongerig maar iets hoopvoller en blijer gestemd ging ze slapen, nadat ze zich over haar kinderen had gebogen en de tranen had weggekust die nog niet gedroogd waren.

Paasmaandag – het weer is milder en de weduwe gaat welgemoed op pad. Helaas krijgt ze bij het bevriende echtpaar nul op het rekest. De gedachte aan liefdadigheid was kennelijk al weer weggezakt. Dan maar de stoute schoenen aangetrokken en naar de dominee die zo mooi over de liefdadigheid had gepreekt. Maar hij beschouwt het boek over mensenrechten als een aanklacht tegen de kerk en verwijt haar dat ze niets heeft gegeven voor de collecte en dat haar man geen lid van het kerkgenootschap was. Van streek en uitgeput valt ze en raakt bewusteloos terwijl ‘de koopman zijn dagwinst uitrekende en de dominee zijn preek doornam die hij had zitten schijven – wederom een preek over liefdadigheid. Beiden waren voldaan over de gedane arbeid en vielen met een goed geweten in slaap.’
Maar het verhaal gaat verder:

'Kijk die bloem eens,' zei de kleine Ivan tegen zijn zusje. 'Laten we die voor mama plukken. Ruik eens hoe lekker!'
'Gaat ie niet dood als we hem plukken?' vroeg de kleine Maria en keek vol verlangen naar de bloem die haar broertje in zijn handen had.
'Ja, dat wel. Maar dat doen we op een gegeven moment allemaal. Papa zei dat we het niet moeten nalaten als we andere mensen blij kunnen maken en voor hen kunnen zorgen. Mama houdt van bloemen en nu ze er niet zelf naar toe kan moeten we ze naar haar toe brengen,' zei Ivan.
'Dat is zo,' zei het meisje, maar in haar stem klonk twijfel door. 'Maar is het niet jammer dat de bloem dood gaat?'
'Ja, zeker. Maar laten we naar binnen gaan en mama zoeken. De dokter zegt dat ze morgen naar buiten mag. Is dat niet fantastisch?' riep Ivan en rende naar binnen.
Zijn kleine zusje rende hem achterna. Ze gaven de bloemen aan hun moeder, de weduwe. De barmhartige Samaritaan, in de huidige hoedanigheid van Ingersoll, had haar van straat opgeraapt, mee naar huis genomen en verpleegd. De beproevingen die ze op die memorabele paasmaandag had ondergaan, in combinatie met het verlies van haar geliefde en de zorgen en nood van de afgelopen dagen, waren te veel geweest voor haar geestelijke en lichamelijke gestel. Ze was lang buiten westen geweest. In haar ijldromen had ze het over haar kinderen gehad en haar weldoener had die toen in huis genomen. Maar nu was de weduwe niet langer arm. Het boek over mensenrechten was heel positief beoordeeld door een aantal toonaangevende intellectuelen. De dominee was trots op zijn boek. Zijn vriend W.C.W. had immers op zijn sterfbed besloten dat het als eerbetoon naar hem toegestuurd moest worden. En nu toonde hij het aan iedereen. 
'Ja, hij verdient het. Dat soort mensen weet elkaar te waarderen,' zei men. Maar de weduwe kende het ware verhaal achter dit geschenk.