New Iceland – een stukje IJsland in Canada

Kveð eg grund, sem kærst er mér
Vaarwel mijn land dat me het dierbaarst is

Undína, 1873

Arborg, Siglavik, Markland, Selkirk en het stedelijk centrum Gimli1 – een reeks plaatsnamen met onmiskenbare IJslandse couleur locale. Maar dan wel een stukje IJsland in Canada. Nee, niet de topografische voetafdruk van de spectaculaire expeditie van de Vikingen die rond het jaar 1000 hun kampementen in Newfoundland opsloegen.2 Het betreft een gebied dat een stuk landinwaarts is gelegen, langs de westkust van Lake Winnipeg. Het herinnert aan de emigratiegolf vanuit IJsland aan het eind van de negentiende eeuw door ‘push en pull’ factoren die ook elders in Europa hordes uitwijkelingen naar het land van de belofte hadden gedreven: economische malaise, werkeloosheid, mislukte oogsten, honger. Voor IJsland gold bovendien een tekort aan geschikte grond voor nieuwe boerenbedrijven, mede door een recente vulkaanuitbarsting. In 1870 koos een handvol jonge IJslanders dan ook het ruime sop op zoek naar emplooi.

De emigranten, schilderij van Knut Ekwall (1843 – 1912). Afbeelding publiek domein.

Opvallend genoeg sloten de eerste IJslanders zich niet aan bij andere Scandinaviërs die al een dikke generatie eerder naar Noord-Amerika waren uitgeweken. De emigratie vanuit IJsland kwam pas relatief laat op gang, maar nam toen snel een hoge vlucht. Wellicht heeft dat te maken met het feit dat de transatlantische overtocht aanzienlijk goedkoper was geworden toen vanaf 1870 de snellere en ruime stoomschepen ook voor het transport van personen werden ingezet.

New Iceland

In het kader van een Canadese wet uit 1872, de zogenoemde Dominion Lands Act, kregen de IJslandse pioniers rond 1876 een stuk land toebedeeld van 18 bij 68 km langs de westelijke oever van Lake Winnipeg. Dit was een duidelijke win-winsituatie. Canada beoogde door het stimuleren van nederzettingen door Europese immigranten te voorkomen dat het land door de Verenigde Staten zou worden opgeëist. En voor de IJslandse landverhuizers betekende een flink stuk gratis grond tegen de verplichting het land te ontginnen en te bebouwen een reële kans op een nieuwe start. De IJslanders noemden dit gebied Nýja Ísland (New Iceland). Aangestoken door het elan en de rooskleurige berichten van een van de eerste kwartiermakers, Sigtryggur Jonasson (de ‘vader’ van New Iceland) kwam een ware exodus op gang. Naar schatting hebben tussen 1875 en 1915, toen de emigratiegolf grotendeels opgedroogd was, tussen 15.000 en 20.000 IJslanders de sprong gewaagd, met ruim 20% een substantieel deel van de toenmalige IJslandse bevolking.
New Iceland functioneerde zo’n tien jaar als een soort vrijstaat, een semi-zelfstandige staat met een eigen wetgeving, een eigen belastingsysteem en eigen scholen en kerken. Het was een hechte, homogene en besloten gemeenschap waartoe uitsluitend IJslanders werden toegelaten. Interne wrijvingen over onder meer geloofskwesties en de vraag of en in hoeverre assimilatie met Canada wenselijk was, gaven uiteindelijk versplintering. In 1897 gaf New Iceland zijn zelfstandigheid op en werd het onderdeel van de provincie Manitoba, waarna er een soort diaspora op gang kwam. Vele New Icelanders trokken zuidwaarts, vooral richting Winnipeg.

Taalverschuiving

In de negentiende eeuw was IJsland geen zelfstandige staat maar maakte het deel uit van het Deense koninkrijk. Het land kende wel zelfbestuur maar de buitenlandse politiek bijvoorbeeld was in handen van Denemarken. Ook voor studiedoeleinden toog men naar Denemarken. Deens was de taal van de bestuursorganen, de rechtspraak, de kerk, de wetenschap – IJslands was de omgangstaal en die van de literatuur. In New Iceland viel de rol van het Deens weg, maar die plek werd niet zonder meer ingevuld door het Engels. IJslanders waren (en zijn nog steeds) taal-puristen, wat inhield dat ze als ze op nieuwe begrippen stuitten, niet zonder meer de bestaande Engelse terminologie incorporeerden maar die liever omzetten naar een ‘heem-neologisme’ door een IJslands equivalent of door een Engels leenwoord in IJslandse spelling en/of grammatica. Het Engelse ‘bowl’ werd bijvoorbeeld ‘ból’ tegen het IJslandse ‘skál’ (ons ‘schaal’), of ‘loggahús” voor ‘logcabin’ (blokhut) en ’treinið’ voor ’train’. Hieruit ontwikkelde zich een door de IJslandse emigranten en vele nakomelingen tot ver in de twintigste eeuw gesproken ‘North American Icelandic’ (NAI) met een duidelijke verschuiving van het IJslands richting het Engels qua woordenschat, grammatica en fonologie.3

Schrijven tussen de potten en de pannen

De start in de nieuwe wereld was moeizaam. Veelal gebrekkige beheersing van het Engels, onervarenheid met Canadese werktuigen en technieken voor grondbewerking, drainage, visserij en houthakken, overstromingen, extreme winterkou, epidemieën – kortom een vat vol bijbelse plagen werd over hen uitgestort. De eerste lichtingen kwartiermakers moesten dan ook uit stevig hout zijn gesneden om het te kunnen rooien. Met een mentaliteit van ‘mouwen opstropen en aanpakken’ waren het harde werkers, die al snel gewaardeerde werklui werden.
De vrouwelijke landverhuizers hadden geen tijd zich te vervelen met een handwerkje of pianospelen in afwachting van een geschikte huwelijkspartij – eelt hadden ze op hun handen (en misschien op hun ziel). Naast het werk op de eigen boerderij werkten ze vaak buitenshuis als hulp in de huishouding om de draadjes aan elkaar te kunnen knopen.
Een nieuw opgerichte woongemeenschap als die in New Iceland is in theorie een ideaal vertrekpunt voor een samenleving met gelijke kansen voor iedereen. Je ziet dan ook dat de vrouwen er meer in de publieke melk te brokkelen hadden dan in Scandinavië zelf. Er ontstonden al snel diverse vrouwenverenigingen, veelal op basis van een kerkelijk netwerk, maar ook progressieve beginselen vanuit een gelijkheidsideaal kregen relatief veel ruimte.
Daarnaast zetten vrouwen zondagsscholen op en verleenden georganiseerd hulp aan armen en nieuwkomers met nadruk op opvoeding en onderwijs voor meisjes en hulp bij het zoeken naar een baan.
Het aantal IJslandse mannen en vrouwen dat kon lezen en schrijven was hoog, ook bij de minder welgestelde bevolkingsgroepen. Naar verluidt hadden ze in hun reisbagage meer boeken mee dan werktuigen om een nieuw bestaan op te bouwen. Die culturele bagage was als het ware hun trots, hun identiteit. Het culturele leven floreerde in New Iceland dan ook alras en diverse kranten, literaire tijdschriften, een bibliotheek en culturele bewegingen verzachtten de scherpe kantjes van het dagelijkse zwoegen.

Het domein van een vrouw in het negentiende eeuwse New Iceland. Afbeelding met dank aan het New Iceland Heritage Museum in Gimli.

Ook al konden vrijwel alle vrouwen schrijven, van een echte IJslandse schrijftraditie met gedrukt werk was geen sprake. Het eerste door een IJslandse vrouw geschreven boek dat werd gedrukt, was een kookboek uit 1800. Daarentegen hielden vrouwen wel een ware ‘verteltraditie’ levend: zij waren het die volksverhalen, sprookjes, slaapliedjes, kinderversjes en dergelijke vertelden en doorgaven, al waren het de mannen die ze op schrift stelden. Vrouwen moesten het niet alleen stellen zonder ‘A Room of One’s Own’4, ze hadden domweg geen tijd. Huishouden en zorg voor de kinderen slokten alle tijd op en schrijven moest zich noodgedwongen beperken tot gestolen uurtjes – schrijven met de pen in de ene hand en de pollepel in de andere. Dit wordt als een belangrijke reden gezien dat vrouwen wereldwijd destijds veelal voor korte verhalen kozen, voor novelles en poëzie, evenals journalistieke stukken voor vrouwen die meer in de openbaarheid durfden te treden – allemaal genres die beter in een kort tijdsbestek te behappen waren dan een roman. Veel vrouwen kregen pas wat armslag als de kinderen de deur uit waren. Daarbij zagen uitgevers er vaak geen brood in om werk van een vrouw uit te geven. In New Iceland niet anders dan elders ter wereld. Het is een open deur. Een optie was soms wel om (gratis) in een van de tijdschriften te publiceren. Ondanks een indrukwekkende hoeveelheid publicaties in tijdschriften lijkt de vrouwenliteratuur In bloemlezingen en overzichtswerken over de ‘emigrantenliteratuur’ van New Iceland nagenoeg uitgegumd.5 Wat daarbij mogelijk een rol speelt, is dat de vrouwen van de eerste en tweede generatie emigranten steevast in het IJslands bleven schrijven. Speurwerk van onder anderen Kirsten Wolf6 heeft evenwel diverse vrouwelijke auteurs boven water gehaald waarbij de namen van de dichteres Undína en de schrijfster en feministe Margrjet Benedictsson er uitspringen.

Undína

Het commentaar van de dichter, journalist en uitgever Jón Ólaffson in 1893 bij een gedicht van Undína loopt over van loftuitingen en baande daarmee de weg voor haar literaire succes7:

So far, women folk have made only a small contribution to Icelandic literature, at least of all a contribution that is of any worth. […] Probably no other nation had produced as much verse as the Icelanders, but of that relatively little is true poetry. […] we have earlier had the privilege of being able to publish some poems by an Icelandic woman; her poems are an exception to the rule insofar as they are true poetry. She calls herself Undína, and we do not hesitate to say that no Icelandic poet should be ashamed of her poems. They will live longer than the papers in which they are published; they will have a future place in Icelandic literature. They give evidence of a strong natural talent and a taste of beauty. In short: they show that Undína is a poet.

Undína (pseudoniem van Helga Steinvör Baldvinsdóttir, 1858 – 1941) stak op vijftienjarige leeftijd in familieverband met een paardentransportschip de Atlantische Oceaan over – de lucht zal benedendeks om te snijden zijn geweest. Tijdens die oversteek schreef ze het gedicht Á burtsigling frá Íslandi 1873 (Over het wegvaren uit IJsland 1873) dat het begin van de vrouwenliteratuur in New Iceland lijkt te markeren. In dit gedicht verwoordt ze haar verdriet over het definitieve afscheid van haar geliefde geboorteland, haar volk, kortom alles wat haar dierbaar is in haar thuisland:

[…]
Kveð eg sprund og korðaver,
kveð eg lundinn blóma;
kveð eg grund, sem kærst er mér,
kveð eg stund, sem farin er.

Vaarwel mijn naasten, of ’t man of vrouw is,
vaarwel de velden vol met bloemen,
vaarwel mijn land dat me het dierbaarst is,
vaarwel de tijd die nu vervlogen is.

Haar pseudoniem spreekt daarbij boekdelen. Undina/Undine is – net als het in de kunst geliefde Ondine – etymologisch te herleiden tot het Latijnse ‘unda’ in de betekenis van golf. Een Undine is een waterwezen, een hybride figuur met magische krachten. Gevoegd bij het IJslandse woord ‘und’ voor ‘wond’ wordt het pseudoniem emblematisch met een zweem van verscheurdheid en pijn door het vertrek overzee.
De thematiek in haar oeuvre draait vooral om de psychologische effecten van de emigratie: de ontworteling, het verlies en vooral de diepgewortelde verknochtheid met het geboorteland. Haar werk is volledig doordrenkt van idealiserend en weemoedig heimwee naar haar vaderland, haar echte thuisland. Want wie kan ooit zijn eerste liefde thuis vergeten?, luiden de slotregels van haar laatste gedicht Í Lincoln Park (1937). Ze voelde zich, ondanks een nieuw leven in Canada, in haar hart thuisloos, een persoon zonder vaderland. Je zou Undína dan ook een ‘tussenfiguur‘ kunnen noemen: een auteur die geografisch of biografisch tussen twee culturele werelden leeft en ’tussen een definitief verlaten verleden en een slecht omlijnde toekomst’ blijft hangen. 8
Het dagelijks bestaan bood Undína weinig gelegenheid om weg te dromen in weemoedig verlangen naar haar geboorteland. Ze stond er na een scheiding van haar eerste man en vervolgens het overlijden van haar tweede man met haar kinderen alleen voor en probeerde met naaiwerk en borduren in het onderhoud te voorzien. Van het schrijven kon ze ondanks de goede ontvangst van haar poëzie niet leven. Financiële armslag om haar werk in gedrukte vorm uit te geven was er dan ook niet en ze bleef aangewezen op de kosteloze weg van publicaties in tijdschriften. Pas postuum, in 1952, zijn haar gedichten gebundeld en in IJsland onder de titel Kvæði (gedichten) uitgegeven. Overigens is haar poëzie tot op heden nog niet officieel vertaald, ook niet in het Engels. Zelf bleef ze tot de laatste strofe in het IJslands schrijven.

Undína’s gedichten werden voor het eerst in 1952 in gedrukte vorm uitgegeven,

Margrjet Benedictsson

Margrjet Benedictsson

Bleef Undína met één been in IJsland achterom kijken, de iets jongere Margrjet Benedictsson keek vooral vooruit en had een wereld met gelijke rechten voor alle mensen voor ogen. Haar oeuvre toont dat ze oog had voor de sociale ellende van de minderbedeelden in de samenleving aan wie de hoorn des overvloeds voorbij leek te gaan, voor de achterstelling van de vrouw, zowel juridisch, economisch, sociaal als politiek.
Toen Margrjet J. Benedictsson (geboren Jónsdóttir) (1866 – 1950) vernam dat meisjes in Canada ruimere mogelijkheden hadden een zinvolle opleiding te volgen, leende ze geld voor de overtocht en stak in 1887, 21 jaar oud, de Atlantische Oceaan over. In Canada voegde ze de daad bij het woord en volgde lessen in boekhouden, steno en typen.9 In 1893 trouwde ze met de schrijver en uitgever Sigfús Benedictsson, een verguisd en bewonderd atheïst, anarchist, socialist maar ook feminist. Met andere woorden: een ideale verbintenis tussen gelijkgestemde zielen en daarmee een uitgelezen kans voor Margrjet om zich te ontplooien en haar overtuigingen uit te dragen. Ze had het druk: overdag was ze als moeder en huisvrouw in touw, ’s nachts schreef ze en ’s avonds ging ze op pad voor lezingen over vrouwenrechten met het vrouwenkiesrecht als belangrijk speerpunt. ‘The woman and the mother never has a minute to herself,’ verzuchtte ze dan ook meer dan eens.

Eerste editie van het radicale tijdschrift Freyja.

In 1898 schafte Sigfús een drukpers aan en al snel was de eerste editie van het radicale tijdschrift Freyja onder gezamenlijke redactie van Sigfús en Margrjet een feit. Hoewel ‘freyja’ teruggaat op het Oudnoordse woord voor ‘vrouw’, verschenen er niet alleen artikelen over vrouwenrechten. Het aanbod was breed en bood ook plaats voor fictie, biografieën, boekrecensies, poëzie.
De toenemende wrijvingen tussen de echtelieden leidden in 1910 echter tot een breuk en daarmee kwam er een einde aan het tijdschrift. Margrjets publieke stem verstomde echter niet. Ze bleef tot op hoge leeftijd onverdroten ageren voor de vrouwenzaak.

Een van de eerste verhalen die Margrjet (onder het pseudoniem Herold) in 1899 in Freyja publiceerde, was Ekkjan (De weduwe). Hierin stelt ze de hypocrisie van de kerk en de welgestelden aan de kaak als het op soaciale verantwoordelijkheid aankomt. Daarbij zijn de moraliserende toon en de vorm waarin die kritiek is gegoten, tekenend voor de bescheiden en brave plek die de voortreksters van een nieuw tijdperk toen nog in de publieke ruimte innamen. In mijn vertaling luidt haar boodschap aldus:

De weduwe

Het was koud en donker. Een kille noordwestenwind blies over de vlaktes en door de straten. De sneeuw lag torenhoog en omzoomde jammerlijk de vensters en daken. Er was maar een enkeling die het in de gaten had aangezien vrijwel iedereen heel comfortabel in de kerk zat met de mooie zitplaatsen en de gulden kroonluchter met de vele lichtjes die glinsterden als  stralende sterren aan de hemel. Die dag was immers de viering van de overwinning - het was paaszondag.
Het gezang was ten einde en de dominee had de schriftlezing van die dag opgedreund. 'Vandaag vieren christenen de overwinning en het is dan ook een dag van grote vreugde. [...] Liefdadigheid heeft gezegevierd - liefdadigheid voor de gehele mensheid,' oreerde de dominee en hij bleef de rest van de dienst over liefdadigheid spreken. Toen werd de collecteschaal doorgegeven en de bijdragen logen er niet om, want men vond dat de dominee mooi had gesproken - mooi over liefdadigheid - en men was diep geraakt. De man met de schaal ging iedereen langs en iedereen gaf iets, zelfs de kleine kinderen. In de hoek zat een vrouw, armoedig maar fatsoenlijk gekleed. Zij gaf niets. De man die met de schaal rondging, keek haar even aan en zijn blik sprak boekdelen. De vrouw trok bleek weg. 'Ik gaf wel toen het nog kon,' dacht ze, 'en als het meezit, zal ik over een tijdje weer iets geven, maar nu niet. Nu heb ik niets behalve honger en armzalig geklede kinderen. Maar de liefdadigheid heeft over de dood gezegevierd voor de hele mensheid,' dacht ze.
Toen werd het laatste lied gezongen en daarna maakte men aanstalten naar huis te gaan. Toen de kerkgangers naar buiten gingen, deden ze hun mantels aan en trokken hun warme bontmutsen over hun oren. De mooie meisjes met de elegante mutsen sloegen hun bontkragen neer ook al woeien de koude wind en sneeuw onaangenaam om hun wangen en oren. Ze haastten zich dan ook naar huis. De weduwe ging ook naar huis, maar haar jas was versleten en had geen bontkraag. Ze begon dan ook te rillen en dat bleef ze de hele weg doen. 'Liefdadigheid heeft overwonnen - liefdadigheid voor de gehele mensheid,' weerklonk het in haar oren. 'Ik moet ook zegevieren,' dacht ze een haastte zich naar huis.
Het huis was koud en schemerig. De kinderen, een jongen en een meisje, lagen in bed, met de armen om elkaar heen. Ze hadden het zo koud. 'Mammie, lieve mammie, heb je iets te eten mee?' vroeg het jongetje toen hij zijn moeder hoorde komen.
'Nee lieverd, deze keer niet. Ik zal kijken of ik morgen papa's boek kan verkopen en dan neem ik iets te eten voor jullie mee, mijn kleine schatten,' zei hun moeder, boog zich voorover en kust haar kinderen die net als zij bibberden van de kou. Ze wist niet wat erger was, honger of kou, maar het allerergste was dat ze haar kinderen geen brood kon geven als ze zo'n honger hadden.
'Ooo, ik heb zo'n honger,' huilde het kleine meisje en ze begroef haar gezicht in het kussen. 'Ik heb zo'n erge honger.'
Hun moeder moest ook huilen. Ze kon geen woord uitbrengen, alleen huilen. De kinderen vielen snikkend van verdriet, kou en honger in slaap en hun borstkasjes hapten naar adem van het snikken.
Hun moeder zat lang bij hen in de kou en dacht aan vroeger en nu. Ze vergat dat ze het koud had. 'Hij zou het boek verkocht hebben en er geen geld in gestoken hebben om het zelf uit te geven als hij geweten had dat hij zou overlijden,' dacht ze. 'Morgen ga ik zelf een paar exemplaren verkopen. Ik red het niet alleen zolang nog niet alle boeken verkocht zijn. Ik kan niet bij nog meer mensen om een lening aankloppen en ik heb helemaal niets meer. Maar naar wie moet ik het eerst gaan? Naar een paar oude vrienden van mijn overleden man?' En zo zat ze maar te piekeren. Maar toen voelde ze dat ze met geen mogelijkheid het boek zelf kon verkopen, van deur tot deur gaan om een product aan te bieden dat niemand nodig had. Nee, dat was volstrekt ondenkbaar. En toch was het een boek van een man die goed stond aangeschreven bij een paar intellectuelen, een paar ... Het waren er inderdaad maar een paar. En hoe zat het met het risico dat men hem niet zou begrijpen, aangezien ze hem niet hadden begrepen toen hij nog leefde? Wat wist men van mensenrechten? Maar toen echoden de woorden in haar hart:' De liefdadigheid heeft gezegevierd - liefdadigheid voor de gehele mensheid.' Hij haar lieve man, had ook over liefdadigheid geschreven, het soort liefdadigheid dat ten grondslag ligt aan mensenrechten. Ja, men moest hem gewoon begrijpen nu hij dood was en het boek kopen uit liefdadigheid voor de weduwe en de vaderloze kinderen. Maar kon ze het zelf eigenlijk wel verkopen? Nee, nee, dat was een soort bedelen. Maar hoe moest ze dan rondkomen tot de verkoop iets opleverde? Uiteindelijk kwam ze op een ander plan. Haar man was van plan geweest het boek als presentexemplaar naar vrienden te sturen. Wie op zo'n manier een boek kreeg, kon er naar eigen goeddunken iets voor geven. Ja, zo moest ze het aanpakken. Ze besloot dan ook naar de uitgever te gaan om een paar exemplaren voor haarzelf te vragen. Maar naar wie zou ze het eerst moeten gaan met het boek? Naar koopman L.? Hij en zijn vrouw waren hun vrienden geweest toen haar man nog leefde. Ze zouden vast en zeker een behoorlijk bedrag voor het boek neertellen. En dan had je nog de edelachtbare mevrouw V., de heer B., de dominee en nog wat anderen. Slaperig, koud en hongerig maar iets hoopvoller en blijer gestemd ging ze slapen, nadat ze zich over haar kinderen had gebogen en de tranen had weggekust die nog niet gedroogd waren.

Paasmaandag – het weer is milder en de weduwe gaat welgemoed op pad. Helaas krijgt ze bij het bevriende echtpaar nul op het rekest. De gedachte aan liefdadigheid was kennelijk al weer weggezakt. Dan maar de stoute schoenen aangetrokken en naar de dominee die zo mooi over de liefdadigheid had gepreekt. Maar hij beschouwt het boek over mensenrechten als een aanklacht tegen de kerk en verwijt haar dat ze niets heeft gegeven voor de collecte en dat haar man geen lid van het kerkgenootschap was. Van streek en uitgeput valt ze en raakt bewusteloos terwijl ‘de koopman zijn dagwinst uitrekende en de dominee zijn preek doornam die hij had zitten schijven – wederom een preek over liefdadigheid. Beiden waren voldaan over de gedane arbeid en vielen met een goed geweten in slaap.’
Maar het verhaal gaat verder:

'Kijk die bloem eens,' zei de kleine Ivan tegen zijn zusje. 'Laten we die voor mama plukken. Ruik eens hoe lekker!'
'Gaat ie niet dood als we hem plukken?' vroeg de kleine Maria en keek vol verlangen naar de bloem die haar broertje in zijn handen had.
'Ja, dat wel. Maar dat doen we op een gegeven moment allemaal. Papa zei dat we het niet moeten nalaten als we andere mensen blij kunnen maken en voor hen kunnen zorgen. Mama houdt van bloemen en nu ze er niet zelf naar toe kan moeten we ze naar haar toe brengen,' zei Ivan.
'Dat is zo,' zei het meisje, maar in haar stem klonk twijfel door. 'Maar is het niet jammer dat de bloem dood gaat?'
'Ja, zeker. Maar laten we naar binnen gaan en mama zoeken. De dokter zegt dat ze morgen naar buiten mag. Is dat niet fantastisch?' riep Ivan en rende naar binnen.
Zijn kleine zusje rende hem achterna. Ze gaven de bloemen aan hun moeder, de weduwe. De barmhartige Samaritaan, in de huidige hoedanigheid van Ingersoll, had haar van straat opgeraapt, mee naar huis genomen en verpleegd. De beproevingen die ze op die memorabele paasmaandag had ondergaan, in combinatie met het verlies van haar geliefde en de zorgen en nood van de afgelopen dagen, waren te veel geweest voor haar geestelijke en lichamelijke gestel. Ze was lang buiten westen geweest. In haar ijldromen had ze het over haar kinderen gehad en haar weldoener had die toen in huis genomen. Maar nu was de weduwe niet langer arm. Het boek over mensenrechten was heel positief beoordeeld door een aantal toonaangevende intellectuelen. De dominee was trots op zijn boek. Zijn vriend W.C.W. had immers op zijn sterfbed besloten dat het als eerbetoon naar hem toegestuurd moest worden. En nu toonde hij het aan iedereen. 
'Ja, hij verdient het. Dat soort mensen weet elkaar te waarderen,' zei men. Maar de weduwe kende het ware verhaal achter dit geschenk. 




Voetnoten

  1. Het is verleidelijk om bij de plaatsnaam Gimli een link met de passage in de Edda te leggen waarin de zieneres in het vers Völuspá het lot van de wereld na de allesvernietigende Götterdämmerung bezingt. In zonlicht glanzend / zie ik een zaal / met gouden daken / op Gimle staan; / wakkere helden / zullen daar wonen, / een zorgeloos leven / leiden in vreugde. Vertaling: Jan de Vries, 1938, Edda. Goden- en heldenliederen uit de Germaanse oudheid, 1938. Twaalfde en herziene druk 2012, Uitgeverij AnkhHermes, Utrecht, p.37. Gimle dient volgens Scandinavist en Edda-vertaler Jan de Vries geïnterpreteerd te worden als ‘een schitterende zaal, een nieuw Walhalla’.
  2. De verkenningstochten en kolonisatiepogingen in Noord-Amerika onder aanvoering van Leif Eriksson zijn beschreven in onder meer de Grænlendinga saga die in het veertiende eeuwse IJslandse manuscript Flateyarbók is opgenomen. De aanwezigheid van de Scandinaviërs rond die tijd lijkt bevestigd door archeologische opgravingen uit 1960 in L’Anse aux Meadows te Newfoundland waarbij aanwijzingen voor een basiskampement zijn aangetroffen.
  3. Het NAI staat momenteel volop in de belangstelling. Er wordt bijvoorbeeld onderzoek naar gedaan in het kader van het Heritage Language Project. Zie ook B. Arnbjørnsdóttir, 2023, Icelandic heritage in North America, The life of a language, University of Manitoba.
  4. Virgina Woolf, 1929, A Room of One’s Own, Hogarth Press. Daarin noemt Woolf een aantal oorzaken die vrouwen (overal ter wereld) belemmerden in hun literaire mogelijkheden. Ze hadden geen kamer voor zichzelf die ze op slot konden doen om zich over te geven aan intellectuele arbeid. Daarbij misten ze economische zelfstandigheid om te kunnen schrijven en netwerken of financiën om hun werk te laten uitgeven. Bovendien hadden ze geen ‘geschiedenis’ aangezien de deur van keuken, huis- en kinderkamer voor hen na huwelijk en kinderen in het slot was gevallen.
  5. De Western Icelandic literaire canon wordt vooral gebaseerd op de bloemlezing van Einar H. Kvaran, Vestan um haf (Ten westen van de zee) uit 1930 waarin slechts 3 van de 36 aangehaalde auteurs vrouw zijn.
  6. Kirsten Wolf, 1996, Writings by Western Icelandic Women, University of Manitoba Press.
  7. Ontleend aan K. Wolf (1996), p. 27.
  8. E. Leijnse & M. van Kempen, red.,1998, Tussenfiguren, Schrijvers tussen de culturen, Het Spinhuis. p 3. Interessant is in dit verband ook het artikel van Roan John Van de Maele, Den skandinaviske udvandringsroman: En selvstændig genre? (2022). Tijdschrift Voor Skandinavistiek38(1). (‘Tussenfiguur’ is een term die doorgaans gebruikt wordt binnen het postkoloniale discours, wat in het geval van Undína uiteraard niet aan de orde is.)
  9. De schrijfmachine was in 1867 ontwikkeld op basis van een piano-achtige voorloper, de ‘schrijfclavecimbel’ uit 1856. In 1874 werd de schrijfmachine commercieel ingevoerd. Het bedienen van de druktoetsen werd als een typische bezigheid voor vrouwen gezien, die immers met hun pianospel en handwerken bewezen hadden over vaardige en lenige vingers te beschikken. De schrijfmachine wordt wel een ‘Paard van Troje’ genoemd, waarmee de vrouw het mannelijke domein van de kantoorwereld werd binnengehaald.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *