Petuhschnack op een Butterfahrt


Van Flensburg in Sleeswijk-Holstein met de veerboot over de Flensburgse fjord naar het Deense Sønderborg is een geliefd en snel alternatief voor de trein. Nu nog net zo goed als in de negentiende eeuw.
Toen ik dat reisje onlangs op de kaart zat uit te stippelen, moest ik denken aan het vroegere stadsdialect van Flensburg, dat wonderlijke Duits-Deense brabbeltaaltje dat mogelijk is ontstaan op de veerboten over de Flensburgse fjord.
Deze keer geen schrijversportret of boekbespreking maar een taalkundig uitstapje naar het Flensburg van de negentiende eeuw.

Historische tweetaligheid

De grensplaats Flensburg in de Duitse deelstaat Sleeswijk-Holstein kent historisch gezien een nauw taalcontact met Denemarken. Van oudsher sprak men in Flensburg al beide talen, getuige een document uit 1531: ‘I Flensborg taler man Danske og Tyske til hobe’(In Flensburg spreekt men Deens en Duits door elkaar).1 Het Zuid-Juts was er toonaangevend totdat de taal voor de handel en het bestuur in grote steden zoals Flensburg rond de veertiende eeuw door invloed van de Hanze naar het Nederduits (met name de Lübeck-variëteit) verschoof, terwijl het Zuid-Juts de spreektaal van het gewone volk en de plattelandsbevolking bleef. Het Zuid-Juts had weinig prestige. In dat verband werd door Duitsers zelfs gesproken van ‘die jütische Erbkrankheit’ en ‘Rabendänisch’.2 In de zestiende eeuw werd het Hoogduits de dominante taal voor het publieke domein naast het standaard Deens (rigsdansk). Tot 1864 hoorde Sleeswijk bij Denemarken, daarna kwam het onder Pruisische heerschappij en werd het in 1871 bij het Duitse rijk ingelijfd. In Het verdriet van Dybbøl schreef ik al over het turbulente verleden van het Deens-Duitse grensgebied. Bij het Verdrag van Versailles werd bepaald dat de grens met Denemarken net ten noorden van Flensburg kwam te liggen. Het Deens werd in Sleeswijk daarna snel verdrongen door Duits. Althans voor zover het taalgebruik van hogerhand was opgelegd. Informele spreektaal kent zijn eigen regels. 
Flensburg in Sleeswijk-Holstein, gelegen aan de Flensburger Förde, de fjord tussen Duitsland en Denemarken.

Petuhtantes

Van eind negentiende eeuw tot globaal de Eerste Wereldoorlog werd in Flensburg een specifiek stadsdialect met Deense en Duitse kenmerken gesproken: het zogenaamde Petuh (mogelijke synoniemen: Petuhtanten-deutsch, Petuh-schnack, Petuh-tysk, Petuh-dänisch).
De term Petuh is waarschijnlijk een soort volksetymologische verbastering van ‘partout’. Het verhaal wil dat oudere Flensburgse dames in de negentiende eeuw voor een luttel bedrag een seizoenskaart (passe-partout) kochten waarmee ze op een zogenaamde ‘Butterfahrt’ op een stoomboot onbeperkt heen en weer konden varen in de Flensburgse fjord. Zonder paspoort en tolformaliteiten (voor 1920 was zowel de noord- als de zuidzijde van de Flensburgse fjord Pruisisch gebied, en golden er geen tolheffingen) kon men bij een ‘Butterfahrt’ kortdurend naar het buitenland gaan om daar goedkoop in te kopen en de waren zonder tolheffing in Duitsland in te voeren. Dit gold vooral de goedkope Deense boter.  Sinds 1999 zijn dergelijke tochten niet meer toegestaan aangezien het niet verenigbaar is met de EG-wetgeving. De dames die op de stoomboten in een gemengd Deens-Duits gezelschap zaten te kletsen (Duits: schnacken), werden ietwat laatdunkend ‘Petuhtanten’ genoemd. Vandaar  aanduidingen als: ‘Petuhtante-dänisch’, ‘Petuhtanter-tysk’, ‘Petuh-schnack’.

Petuh is in de eerste plaats een spreektaalvariant, maar er is ook wel wat privécorrespondentie uit de negentiende eeuw in het Petuh bewaard gebleven. Deze taalvariëteit wordt nu, anno 2025, met uitsterven bedreigd aangezien nog maar een handjevol inwoners van Flensburg het beheerst. Er was een groep native speakers van het Petuh die deze variant via hun website petuhschnacker.de koesterde, maar die vereniging lijkt inmiddels ter ziele. Je kunt de bewuste website althans niet meer bezoeken. Op facebook waren deze Petuhschnacker nog tot 2012 actief. In de laatste facebookbijdrage werd vol trots aangekondigd dat er een Petuh-woordenboek op de website kon worden geraadpleegd, maar met het opheffen van die website is dat dus niet meer na te trekken. Het waren de laatste decennia vooral lokale cabaretiers die in hun acts nog graag bepaalde typetjes neerzetten door hen Petuh te laten spreken. Een geliefde vrouwelijke Petuh-cabaretier was de ‘Humoristin und Parodistin’ Gerty Molzen. In 1964 bracht ze het in Petuh geschreven boekje Petuhfahrt nach Glücksburg uit over het gekeuvel van een aantal Petuhtantes op hun tochtje over de Flensburgse fjord.
Wel heeft de plaatselijke VVV nog steeds speciale rondleidingen in Petuh op het programma staan.
Het stadsdialect lijkt nu dan ook vooral een ludiek-folkloristisch tintje aan activiteiten te geven.

Wie wil weten hoe het Petuh klinkt, kan op het volgende geluidsfragment klikken om een stukje te beluisteren.

Classificatie?

Nog steeds nodigt het Petuh uit tot serieus taalkundig onderzoek, zoals deze studie uit 2019.

Het is discutabel of er gezien de historische tweetaligheid in Flensburg sprake is van talige interferenties of dat men Petuh als mengtaal moet zien, als contacttaal, historische overgangstaal, als geolect of misschien als sociolect of groepstaal. Bock noemt het ‘Niederdeutsch auf dänischem Substrat’3. Fredsted spreekt van ‘pidgin’, van een ‘primitief’ soort Duits,4 terwijl Jahr de term ‘kreoloidsprog’ gebruikt.5 Over het algemeen zijn creooltaal en pidgin begrippen die gerelateerd worden aan koloniale verhoudingen. Volgens linguïsten hebben pidgin-talen en creooltalen echter geen genetische verwantschap, terwijl Deens en Duits beide Germaanse talen zijn. Pidgin is een vereenvoudigd, geïmproviseerd taalsysteem waarmee bevolkingsgroepen die geen gemeenschappelijke taal spreken, met elkaar kunnen communiceren, een eenvoudige soort lingua franca. In volgende generaties (die de pidgin-taal dus als moedertaal leren) kan deze pidgin-taal meer structuur krijgen en een eenvoudige grammatica. In dat geval  spreekt men van creooltaal. In de regel gaat het om de woordenschat van de ‘superieure’ taal die verweven wordt met de grammatica van de ‘inferieure’ taal. Een creoloïd zou in dit licht als een creoolachtige taal kunnen worden beschouwd, die niet per se een pidgin als basis heeft gehad. Kenmerkend voor pidgin en creooltaal is een vereenvoudigd taalsysteem, waarbij de woordenschat grotendeels die van de ‘overheerser’ is en de eenvoudige grammatica die van de overheerste taalgemeenschap.
Petuh is grotendeels gebaseerd op een Duitse woordenschat, alhoewel er ook heel veel woorden met Deense en dan met name Zuid-Jutse wortels zijn. Qua grammatica grijpt het in verregaande mate terug op het Deens. Maar het gebruik van begrippen als pidgin en creooltaal lijkt me voor Petuh zeker niet op zijn plaats, aangezien dat het Deens, Duits en Petuh in een koloniale context zou plaatsen. Het is aan de andere kant wel zo, dat Petuh net als pidgin op het eerste gezicht overkomt als een levendig, maar kinderlijk en krom taaltje in een soort tantebetjestijl, doorspekt met quasi nonsenswoorden.
Het is alsof het Petuh alle conjuncties, voorzetsels, naamvallen, grammaticale geslachten en woordvolgorderegels op een hoop gooit en er naar believen uit put. Toch lijkt er een bepaalde logica achter sommige grammaticale constructies te schuilen.

Enkele typische Petuh-woorden:

so'n Aggerwars: wat een stress
tummelum: verward, confuus
gaffen: schreeuwen
Dikkenissenanstalt: diaconessenziekenhuis
figellinsch: sluw
moin moin: dag, hallo
ohauerhauerha: uitroep van verbazing, hemeltjelief
ichittechitt: guttegut, allemachtig

Het verrassende woordje ‘un’

Het is misschien aardig om enkele typische grammaticale constructies van het Petuh te illustreren aan de hand van een paar zinnen uit het 31 pagina’s tellende boekje Petuhfahrt nach Glücksburg.



[…] Ich szag: “Stine, kann ich wohl mal Dein Springform leih’n un baggen ein Stopfkuchen in?” – ‘Joa, der kannst du szachtens cherne haben’, sagt szie, ‘avers nich in Moment, ich nahm ihr nämlich mit aus  szu mein mann szein Schlummerort auf’s Leichenfeld vun Mühlenstrasse un da steht’n nu met kartoffelblumens in. Avers in herbst, da kannst du ihm chriegen denn. Da is’n leddig für szu baggen in”. (p. 10)

Wat het meest in het oog springt is het afwijkende gebruik van ‘un’. (un baggen ein Stopfkuchen in). ‘un’ betekent ‘en’ maar wordt daarnaast heel vaak gebruikt in de betekenis van ‘om te’.
Voor Flensburgers zal geen verschil te horen zijn geweest tussen de uitspraak van het Deense ‘og’ (Ned. ‘en’) en ‘at’ voor een infinitieve vorm van het werkwoord (Ned. ‘om te’). Beide worden uitgesproken als een korte o, fonetisch /ɔ/, waardoor  ‘at’ en ‘og’ met de Duitse tegenhangers ‘um’ en ‘und’ versmolten en verhaspeld zijn tot ‘un’. Deze versmelting van gelijkklinkende woorden met een verschillende betekenis is een fraai staaltje Flensburgse spraakverwarring die aangeeft dat een dialect in de eerste plaats in mondeling contact ontstaat.

De betekenis van ‘un’ als ‘om te ‘ (dus naar analogie van het Deense ‘at’) komt in de bewuste anekdote minimaal 35 keer voor en kan na zowel een werkwoordsvorm als een zelfstandig naamwoord gebruikt worden.

[…] ein Springform un baggen ein Stopfkuchen in. (p. 10) (Deens: En springform for at bage en kage i. Duits: Eine Springform um darin ein Stopfkuchen zu backen).

[…] lass uns szehn un chriegen Szitzcheliegenheit auf dies vuller Schiff.(p.5) (Deens: Lad os se/forsøge, at finde en siddeplads på dette fulde skib.  Duits: Versuchen wir, (um) einen Sitzplatz auf diesem vollen Schiff zu bekommen.)

Nun brauch ich kein Szeit mehr für un putzen das un legen in Wasserglas. (p.18) (Deens: Nu har jeg ikke længere tid for at børste [gebisset] og lægge det i et glas vand.  Duits: Nun brauche ich nicht länger Zeit um [das Gebiss] zu bürsten und in ein Glas Wasser zu legen)

[…] da müssen militärs hin un bringen Farbe […] p.23) (Deens: Da skal soldater hen for at bringe farve […]  Duits: Da müssen soldaten hin um Farbe zu bringen [.

P-stranding

Un baggen ein Stopfkuchen in‘ bevat naast de afwijkende ‘un’- constructie ook P-stranding. P-stranding (Preposition Stranding) is een grammaticale constructie waarbij een voorzetsel niet bij de bijbehorende bepaling staat. Het Deens laat evenals andere Scandinavische talen en het Engels het gebruik toe van losse (‘stranded’) voorzetsels aan het eind van de zin: ‘Det er noget jeg tænker ’. (‘Dat is iets waaraan ik denk/waar ik aan denk’). In het Nederlands is dat maar beperkt mogelijk, of de P-stranding bestaat naast de gekoppelde woordvolgorde, bijvoorbeeld: ‘Daar heb ik geen probleem mee/Daarmee heb ik geen probleem’. Het Duits ziet het gebruik van een bijwoord van plaats met voorzetsel als correct, zoals ‘daran’, darauf’ en ‘damit’. P-stranding in het Hoogduits is incorrect, bijvoorbeeld: ‘* Da habe ich kein Problem mit.’

Het Petuh volgt hierbij het Deens, zowel met als zonder bijbehorende bepaling.

[…] ein Springform un baggen ein Stopfkuchen in. (p. 10) (Deens: En springform for at bage en kage i. Duits: Eine Springform um darin ein Stopfkuchen zu backen).

[…] da haben wir bei unszers Männers kein Last mit. (p. 30) (Deens: Da har vi ved vores mænd ingen problemer med. Duits: Damit haben wir bei unseren Männern keine Probleme.)



Voetnoten

  1. Geciteerd naar Jahr, Ernst Håkon, red. Språkkontakt: innverknaden frå nedertysk på andre nordeuropeiska språk: forskingsprogrammet Norden og Europa. Kopenhagen: Nordisk Ministerråd, 2000, p. 141.
  2. Fredsted, Elin. ”Multilingualism and longitudinal language contact in the German-Danish border region.” Language Typology and Universals, nr. 66(4), 2013: resp. p. 37 en 45.
  3. Bock, Karl Nielsen: Niederdeutsch auf dänischem Substrat : Studien zur Dialektgeographie Südostschleswigs, Kopenhagen en Marburg, 1933.
  4. Fredsted, p.29.
  5. Jahr, p. 139-40.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *