De ‘handschoenmoraal’

Vlakbij de dierentuin in Kopenhagen ligt de Amalie Skrams Allé, een fraaie laan met veel groen en vrijstaande huizen. Het doorsnee naambordje verwijst naar een allesbehalve doorsnee vrouw: de Noorse schrijfster Amalie Skram. En zo geplaveid als deze laan was haar leven bepaald niet.

Amalie Skram, schets met grafiet en kleurpotlood door Liselotte Hildernisse, 2022

Amalie Skram – Alver, werd in 1846 geboren in Bergen in Noorwegen. Haar vader, een zakenman, ging in haar puberteit failliet, waarna hij de wijk naar Amerika nam en zijn vrouw met de zorg voor vijf kinderen aan haar lot overliet. Er was heel weinig financiële armslag en Amalie zag zich dan ook snel gedwongen tot een huwelijk en trouwde op zeventienjarige leeftijd met een scheepskapitein. Ze voer enkele jaren met hem mee tot het gezin zich rond 1871 in Bergen vestigde. Daar zette ze onder het pseudoniem ‘-ie’ al de eerste stappen van haar schrijfcarrière door het schrijven van recensies, onder andere voor Bergens Tidende, een blad met radicale signatuur. Een van haar eerste bijdragen was een enthousiaste recensie van Fru Marie Grubbe van de gevierde Deense naturalistische schrijver J.P. Jacobson. Ze bewonderde het naturalisme in Jacobsons werk waarin ouderwetse romantische verwachtingen over geluk plaats hadden gemaakt voor nuchtere en strikte natuurwetten die het mensenleven reguleren.
Al met al leidde ze met haar zeereizen en literaire contacten een avontuurlijk leven. Maar het leven van de kapitein was haar toch wel al te avontuurlijk en het huwelijk belandde in zwaar water met uiteindelijk een scheiding in 1877.
Na haar scheiding vertrok ze naar Oslo, het culturele centrum van Noorwegen. Met schrijfwerk probeerde ze de kost te verdienen: vertalingen en recensies voor tijdschriften. Haar gedegen schoolonderwijs, wat in die tijd zeker geen vanzelfsprekendheid was, wierp zijn vruchten af.
In Oslo kwam ze in contact met de Deense auteur en literatuurcriticus Erik Skram. Een huwelijk volgde en het paar vertrok naar Kopenhagen. Op papier een ideale verbintenis van twee zielsverwanten, maar de werkelijkheid was toch wel weerbarstiger. Opnieuw liep Amalie tegen seksuele losbandigheid van een echtgenoot aan, in ieder geval zijn seksuele verleden. Daarnaast viel het haar zwaar om het schrijven met de zorg voor het gezin te combineren. Een zenuwinzinking deed haar enige tijd in een psychiatrische instelling belanden waarna ze uiteindelijk in 1899 voor de tweede maal in haar leven scheidde.

In Nederlandse vertaling door Janke Klok en Marja van Riemsdijk (1982)

Binnen de stroming van het realisme / naturalisme gold het credo om de werkelijkheid niet mooier weer te geven dan die was en waar mogelijk vanuit eigen ervaringen te schrijven. Al met al een logische stap dat – gezien haar ervaringen met het huwelijk – het thema zedelijkheid, in de betekenis van de maatschappelijk geaccepteerde moraal met betrekking tot seksueel gedrag binnen en voor het huwelijk, haar op het lijf geschreven was. In 1885 publiceerde ze Constance Ring, een roman met als centraal thema de discrepantie tussen de seksuele vrijheden die mannen zich voor en tijdens het huwelijk konden veroorloven en de strikte regels die voor vrouwen golden.1 De hoofdpersoon, Constance, huwt eerst een man die het niet zo nauw neemt met de huwelijkse trouw, en is later ernstig teleurgesteld in haar nieuwe partner die tegen haar verwachtingen in seksuele relaties gehad blijkt te hebben, waaruit zelfs een kind is voortgekomen. Op een gegeven moment gaat ze zelf ook over de schreef. Ze kan het niet langer aan en begaat uiteindelijk volkomen gedesillusioneerd zelfmoord.

Een vrouw die het traditionele huwelijk als een vorm van prostitutie zag, openlijk over schuinsmarcheerders en seksuele gevoelens en handelingen bij een vrouw schreef: de goegemeente sprak er schande van. Maar onderhuids broeide de onvrede over de verschillende normen voor mannen en vrouwen al langer. De geest was er in Scandinavië inmiddels wel rijp voor dat deze discussie uit de privésfeer werd gehaald en publiekelijk werd gevoerd: het zedelijkheidsdebat (sædelighedsfejde) barstte los. Fejde betekent eerder vete dan debat, maar gezien de vlijmscherpe toon waarop dit debat werd gevoerd, is de aanduiding vete wel op zijn plaats.
Uiteraard was de zedelijkheidskwestie geen exclusief Scandinavische aangelegenheid. Zeker in het Victoriaanse Engeland met zijn masker van preutsheid werd ermee geworsteld en waren de meningen verdeeld. Wat de stellingname ook bemoeilijkte was de medische kant van seksuele activiteit bij mannen: ‘It was an established Victorian truth – nay, a fact, and one endorsed by the medical profession, the Church and by the population at large – that all men were possessed of a naturally strong sexual appetite. […] It had long been held that if a man did not regularly ejaculate, his sperm could become “stale” and lead to health problems. […] Sex with a woman was held to be the perfect cure for a range of male health problems. Men who suffered from depression, restlessness, apathy, great fatigue and headaches were all at times diagnosed as suffering from a lack of intercourse.’ 2 En aan gevestigde autoriteiten als de kerk en de medische professie twijfelde de doorsnee burger in de 19e eeuw niet zo snel.


Er waren in dit debat twee kampen: de ene partij was voorstander van kuisheid voor zowel man als vrouw voor het huwelijk en monogamie binnen het huwelijk, terwijl de andere partij seksuele onthouding (van zowel man als vrouw) van natuurlijke driften huichelachtig en schadelijk voor lichaam en geest vond. Het zal geen verbazing wekken dat de kuisheidsgroep voornamelijk (maar zeker niet alleen) vrouwelijke aanhangers trok, terwijl het vooral vrijdenkers, vrije geesten, waren die voor lossere normen pleitten. ‘De natuur had zich de moeite had kunnen besparen om de mens van driften te voorzien als het niet de bedoeling is dat die driften gewoon tot uiting kunnen komen,’ aldus de journalist A.C. Meyer in de krant Social-Demokraten (april 1887). In het debat over de dubbele moraal die voor mannen en vrouwen werd gehanteerd, mengden zich diverse schrijvers, kunstenaars en voorvechters van de vrouwenkwestie, vooral via publicaties in tijdschriften en dagbladen. Dit escaleerde na een paar jaar tot de zogenaamde Tremånedskrig (de oorlog van drie maanden), de verhitte polemiek tussen Elisabeth Grundtvig, een actief voorvechtster van de vrouwenemancipatie, en Georg Brandes, die er genoeg van kreeg door de ‘moraalridders’ afgeschilderd te worden als een amorele voorvechter van algemene onzedelijkheid. Uiteindelijk mondde dit uit in een juridisch conflict, waarbij Grundtvig in het gelijk werd gesteld.

Elisabeth Grundtvig, uit een toespraak op een bijeenkomst van de vrouwenbeweging, de Dansk Kvindesamfund, maart 1887:

‘Tegenover de eis dat de vrouw net als de man mag doen, staat een andere visie, die niet alleen door vrouwen maar ook door mannen verkondigd wordt, en wel de volgende: de behoefte aan seks is zowel bij vrouwen als mannen niet onbeheersbaar. Die kan en moet, net als elke andere drift, beteugeld worden door het verstand en de wil. Tot nu toe heeft de maatschappelijke moraal dat alleen van vrouwen verlangd. Dat moet veranderen: de man moet net als de vrouw worden.’


Een belangrijke bijdrage leverde de Noorse schrijver Bjørnstjerne Bjørnson met het toneelstuk ‘En hanske‘ (een handschoen) in 1883. Hierin werkte hij de gedachte uit dat men van mannen dezelfde kuisheid en zelfbeheersing voor het huwelijk moest verwachten als van vrouwen, wat de lichamelijke en geestelijke gezondheid ten goede zou komen, het bestaan van prostitutie terug zou dringen en in zijn algemeenheid de kans op een gelukkig huwelijk zou vergroten. Het begrip ‘hanskemoralen’ (‘handschoenmoraal’) voor deze visie gaat terug op dit toneelstuk. Begrijpelijk dat de aanvankelijke vriendschap tussen Brandes en Bjørnson hierna aanmerkelijk bekoeld was.

Bjørnstjerne Bjørnson; 'En hanske'  (een handschoen)(1883), een toneelstuk.

Svava Riis is verliefd op de welgestelde Alf en beiden hebben trouwplannen. Als ze verneemt dat hij een dienstmeisje zwanger heeft gemaakt, is ze zo teleurgesteld dat ze overweegt het huwelijk af te blazen.

Alf: Het krenkt me diep dat juffrouw Riis aan me twijfelt. Er heeft nog nooit iemand aan me getwijfeld. Met alle respect, ik vind dat ik toch wel mag verlangen dat iemand me op mijn woord gelooft.
Mevrouw Riis: Maar als een vrouw in dezelfde situatie zou verkeren, wie zou haar dan geloven als ze zei dat ze een eerbare echtgenote zou worden? [...] Waarom zou je van haar dan wel verlangen dat ze haar man gelooft?
Alf: Daar heb ik nooit over nagedacht. Want dat is gewoon ondenkbaar. Er is geen rechtschapen man die een vrouw zou kiezen zonder onbesproken verleden. Niet één!
Mevrouw Riis: Maar wat met een rechtschapen vrouw?
Alf: Nou, dat ligt heel anders.
Familielid: Om het precies te zeggen: een vrouw is aan haar man rekenschap verschuldigd over haar verleden en haar toekomst, een man is zijn vrouw alleen rekenschap verschuldigd over de toekomst.
Alf: Als je het zo wilt stellen: inderdaad.

Daarop stapt Svava op Alf af en smijt haar handschoen in zijn gezicht.
Einde verloving....

Hoe fel de dolkstoten ook heen- en weergingen, het is wel belangrijk te bedenken dat het in eerste instantie toch vooral een academische discussie was en het nog lang duurde voor het door brede lagen van de bevolking werd gedragen en effect had op de wetgeving. Rond 1870-80 was een vrouw in principe rechteloos en was het een groot risico om de confrontatie met haar echtgenoot op scherp te zetten: bij een huwelijk ging haar inkomen (sinds 1880 had een vrouw bij wet recht op salaris) automatisch naar de echtgenoot en bij scheiding gingen eventuele kinderen naar de man.

De ‘sædelighedsfejde‘ geniet na 135 jaar nog steeds belangstelling. In het boek Sædelighedsfejden (2018) probeert Cecilie Bonnelycke de gebeurtenissen in het juiste perspectief te zetten. En in 2013 schreef Lars Andersen Scavenius-affæren over de politicus Scavenius die in 1885 naar aanleiding van prostitueebezoek in opspraak werd gebracht wat het zedelijkheidsdebat verder aanzwengelde.

Maar hoe je het ook wendt of keert, of seks voor of buiten het huwelijk nu wel of niet getolereerd werd, als een meisje of vrouw, zeker uit de lagere standen, ongewenst zwanger raakte, werd ze toch het kind van de rekening en belandde ze als er geen uitweg werd geboden, onderaan de maatschappelijke ladder. Haar eventuele betrekking raakte ze kwijt, daarmee ook haar inkomen en bestaanszekerheid. En als ze niet bij familie terecht kon, waren er eigenlijk maar weinig hoopgevende opties: illegale abortus wat met de onhygiënische en onprofessionele ingrepen van toen vrijwel gelijkstond aan verminking of zelfmoord, het kind ter adoptie afstaan of te vondeling leggen, prostitutie, bedelen, aankloppen bij de armenzorg waar je het laatste restje gevoel van eigenwaarde in de werkhuizen kwijtraakte of, in uiterste wanhoop, zelfmoord.
Een schrijnend voorbeeld van het tragische lot van een jonge ongehuwde moeder is het verhaal Karens Jul (letterlijk: Karens Kerst, de vertaling staat hier) van Amalie Skram uit 1885, een Madonna-met-kindverhaal waar je koud van wordt.

Voetnoten

  1. Deze roman verscheen in Nederlandse vertaling als Constance Ring bij Feministische Uitgeverij Sara in de nauwgezette vertaling van Janke Klok en Marja van Riemsdijk (1982)
  2. Ruth Goodman, How to be a Victorian, Penguin Books, London, Engeland, p. 406-7, 2013

5 gedachten over “De ‘handschoenmoraal’

  1. Het zedelijkheidsdebat is heden ten dage niet minder relevant, helaas… Om het één en ander in (historisch) perspectief te plaatsen, zou het toneelstuk ‘En hanske’ weer opgevoerd moeten worden!

  2. Pingback: Dolende baarmoeders en dolhuyzen | vertaalschetsen.nl

  3. Pingback: Een frisse en energieke wind door het ingesnoerde vrouwenbestaan | vertaalschetsen.nl

  4. Pingback: De vlieg | vertaalschetsen.nl

  5. Pingback: Adda Ravnkilde: in de knop gebroken of al uitgebloeid? | vertaalschetsen.nl

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *