“I heard a Fly buzz – when I died -“ Emily Dickinson, 1855
Op een ochtend viel er een vlieg dood neer op het toetsenbord van mijn zojuist geopende laptop. Zomaar. Althans – zo leek het. Of toch een veeg teken? Als vanzelf gingen mijn gedachten naar een kort verhaal van Amalie Skram, waarin een vlieg het verhaal een macabere wending geeft:
In veel gevallen is in de door vrouwen geschreven literatuur aan het eind van de negentiende eeuw toch wel sprake van een herhaling van zetten: vrouwen in de (gegoede) burgerij zitten klem in patriarchale conventies, voelen zich beperkt in hun opleidingsmogelijkheden en carrièrekansen buitenshuis en zien vanuit deze spagaat geen andere keus dan hun hoop op een zelfstandig, autonoom bestaan op te geven en zich neer te leggen bij een vaak liefdeloos huwelijk of als dat niet haalbaar blijkt, bij een toekomst als onbemiddelde oude vrijster die aan de genade van familieleden is overgeleverd. Voor wie niet wilde resigneren, restte – althans in de literatuur – in veel gevallen de weinig vreugdevolle uitweg van een vlucht in hysterie, depressie of zelfmoord.
Maar de schrijfster Erna Juel-Hansen (1845-1922) ontsteeg dit tranendal al vroeg in het proces van de vrouwenemancipatie: opgevoed door een liberale vader die haar aan alle kanten steunde in haar loopbaan en gezegend met een energieke kwajongensaard beschikte zij over een mentale en fysieke basis om de mouwen op te stropen en te werken voor de kost, hoe zwaar het soms ook was tegen de publieke opinie op te boksen en de touwtjes financieel aan elkaar te knopen. Een portret van een pionier vol oerkracht: bevlogen voorvechtster van pedagogiek, damesgymnastiek en de vrouwenzaak.
Het werk van Vilhelmine Zahle (1868-1940), lerares en schrijfster, werd bij leven opgemerkt door pers en publiek, daarna al snel vergeten maar tijdens de tweede feministische golf in de tweede helft van de twintigste eeuw herontdekt, afgestoft en opnieuw uitgegeven.1 En toch was het maar een uiterst bescheiden oeuvre dat ze naliet: een handvol gedichten, een enkel journalistiek stukje en een novellenbundel met welgeteld twee novellen (I Sommerferien en Også en Kærlighedshistorie). Maar tegen die geringe kwantiteit weegt de inhoud, de thematiek die Zahle in deze novellen op papier zette, absoluut op. Zahle durfde het aan om één van de grote omsluierde, maar broeiende en gistende taboes van de “gemaskerde negentiende eeuw”2 op te pakken: ontluikende seksuele gevoelens bij jonge vrouwen voordat ze in het huwelijk treden. Voor de toenmalige tijdgeest een zonder meer ongepaste en verwerpelijke insteek.
‘Haar geestesziekte manifesteert zich in het vrijwel volledige onvermogen om haar gevoelsleven te beheersen. Ze gaat soms als een ware furie tekeer,’ laat Amalie Skram Professor Hieronimus in de gelijknamige, op autobiografische gebeurtenissen gebaseerde roman uit 1895 zeggen over de gemoedstoestand van de hoofdpersonage Else Kant. ‘Hysterisch’ noemt hij haar met haar opstandige woede. ‘Uw vrouw is knettergek,’ krijgt Elses echtgenoot op een gegeven moment zelfs als diagnose te horen omdat Else weigert zich ‘met dankbaarheid in haar hart’ neer te leggen bij een rigide behandelregime van opsluiting op een afdeling in het gemeenteziekenhuis te midden van ‘een heleboel hysterische vrouwen’ waar sedatie met verslavende middelen als chloral en morfine een van de behandelpijlers was om de patiënten rustig te krijgen. Het onderscheid tussen hysterie en krankzinnigheid was kennelijk zeer arbitrair.
1850. De nagalm van Gyllembourgs pretentieloze alledaagse verhalen hing nog in de lucht. Resignatie en tevreden, vreedzaam huiselijk geluk waren het credo. Tot plotseling december 1850 een heel ander, tot dan toe ongekend geluid de gemoederen danig in beroering bracht: de anonieme publicatie van een briefroman vol Jeanne d’Arc-achtige strijdbaarheid onder de titel Clara Raphael, Tolv Breve (Clara Raphael, twaalf brieven).
Vlakbij de dierentuin in Kopenhagen ligt de Amalie Skrams Allé, een fraaie laan met veel groen en vrijstaande huizen. Het doorsnee naambordje verwijst naar een allesbehalve doorsnee vrouw: de Noorse schrijfster Amalie Skram. En zo geplaveid als deze laan was haar leven bepaald niet.
Met de novelle Indespærret (Gekooid) van Olivia Levison heb je meteen veel van de thematiek en stijlmiddelen van auteurs uit de moderne gennembrud in een notendop bijeen:
In heel Europa was de 19e eeuw er een van grote tegenstellingen en ingrijpende veranderingen op meerdere fronten. Darwins evolutietheorie wierp de nodige vraagtekens op over Gods sturende kracht in de wereldorde, de opkomende industrialisatie veranderde de invulling van werk en de behoefte aan arbeidskrachten, politieke en sociale verschuivingen wonnen aan kracht, medische vooruitgang (zoals de ontdekking van de vrouwelijke eicel) deed de rol van de man als schepper wankelen etc. Al met al een roerige tijd waarin bij stukjes en beetjes de absolute autoriteit van de man werd ondergraven.