
Jeugdlectuur. Wat is dat eigenlijk? Van Dale noemt het net als jeugdliteratuur “boeken speciaal voor jongeren”. Een ruim begrip dus waar je alle kanten mee op kunt. Begrijpelijk is die vage afbakening wel – kinder- en jeugdboeken kunnen immers een heel divers gebied van lering tot vermaak bestrijken. Daarnaast beweegt het kindbeeld mee met de geest van de tijd.
Volgens mij is een kinder- of jeugdboek (voor het gemak schaar ik die aanduidingen verder onder de noemer ‘jeugdlectuur’ of ‘jeugdboeken’) pas een goed boek als het de taal van het kind spreekt, in thematiek en taalgebruik afgestemd op het ontwikkelingsniveau. Je wilt eigenlijk niets liever dan dat jongeren enthousiaste lezers worden en daardoor over de grenzen van hun eigen kleine wereldje heen leren kijken.
Op een van de bladwijzers die de lokale boekwinkel alhier met niet-aflatend optimisme in de boeken steekt, staat de tekst: Op een dag las ik een boek en mijn hele leven veranderde. Misschien een naïeve illusie maar het is wel een mooie gedachte. En hoe eerder je met lezen begint is dan des te beter, nietwaar. Gelukkig is er tegenwoordig een overstelpend aanbod jongerenboeken.
Maar hoe was dat vroeger eigenlijk? Had Denemarken in de negentiende eeuw wel een jeugdlectuur van enige betekenis? En welke rol speelden vrouwelijke schrijvers daarbij?